 |
Een week of wat terug was er een rommelmarkt bij mij in de buurt. Gewoon, op
zondag, in de sporthal. Voor vijf piek mocht je naar binnen en de koffie in
plastic bekertjes was ook niet goedkoop voor een rijksdaalder per slappe bak.
Wat de handelaren voor hun tafels hadden moeten neerleggen weet ik niet, maar
iemand verdiende hier vrolijk aan. Goed, da’s niet erg verder, natuurlijk. Want
niemand dwingt mij om dat soort rommelmarkten te bezoeken. En toch doe ik het
met regelmaat. Je weet maar nooit wat je tegen het lijf loopt... en ik ben nu
eenmaal een verzamelaar van onnutte maar o-zo-leuke zaken. En als ik al niks van
mijn eigen gading vinden mocht, Lies verzamelt peper-en-zout stelletjes in de
vorm van varkentjes. Tuurlijk, op eBay koop je die dagelijks — dat is geen
grap, ga maar eens kijken op www.ebay.com en
zoek naar pepper en pig — maar de dollars zijn toch
wat begrotelijk. Om van het verzenden van die beestjes over de grote plas nog
maar te zwijgen!
Dit keer was het trouwens wel goed raak: drie stelletjes en twee verweesden,
wiens partner ergens in het leven verdwenen was. Ook die neem ik mee natuurlijk:
Lies heeft ook al wat weesjes en je weet maar nooit. Als ze nou ooit nog eens
die lang beloofde website zou maken met digitale prentjes van haar collectie zou
ik me ze beter in kunnen prenten.
Rare dingen, rommelmarkten. De resten van onze rijke maatschappij worden daar
voor een paar piek uitgevent door mensen die daar blijkbaar een hobby in hebben.
Maar al te vaak bekruipt me het gevoel dat de waarde van zaken bepaald wordt
door de plek en de tijd: hoe ouder, hoe duurder. Spulletjes die ik twintig jaar
geleden ooit aan de stoeprand heb gezet komen hier weer terug, voor prijzen die
me doen twijfelen of ik ooit nog wel wat weg zal mieteren. En aan de andere
kant, dingen die een paar jaar terug nog stervensduur waren gaan hier voor een
appel en een ei van de hand. Het maakt me wat bespiegelend over de waarde der
dingen, zou je wel kunnen zeggen. Misschien dat ik daarom rommelmarkten zo leuk vind...
Met regelmaat kom je ook computers tegen op die markten. Of — om een
dwarsstraat te noemen — op Koninginnedag. Ik begin daar niet aan, want het
museum staat onderhand knap vol. En om nu door een stervensdruk Amsterdam
— verdraaide provincialen! — te moeten zeulen met een homecomputer of twee
staat me echt niet aan. Mocht ik ooit een Commodore PET tegenkomen wordt het een
lastiger keuze, da’s één van de laatste modellen die ik nog echt ontbeer.
Ook dit keer was het raak. Op zowat de laatste tafel lag ie: een Sony HitBit 75.
Compleet met alle boekjes. En zwaar onder het stof, zó van zolder geplukt
leek het wel. Achter de tafel stond een wat volks type, de verdere handel
bestond grotendeels uit tweedehands pornoboekjes, van het soort dat verdacht
kraakt als je ze open zou willen doen. Blijkbaar ooit vochig geworden...
En waarom, dat weet ik nog steeds niet, maar ik stond blijkbaar net even te lang
te kijken naar die oude HitBit. Dat trok de aandacht van de verkoper, die me
blijkbaar inschatte als iemand met weinig verstand van zaken en prompt
vijfentwintig piek riep. Een koopje, zei ze erbij. Want die pc was hoogstens
vijf jaar oud.
Grijnzend schudde ik van nee. En werd meteen met een volgend prijspeil om de
oren geslagen: een tientje dan? Want anders zou ze het ding toch maar weer mee
naar huis moeten zeulen en het was al laat op de middag. Elders werden al tafels afgeruimd en sommige onverkochte prachtstukken hoefden blijkbaar niet mee terug. Die werden even met een vakkundige klap of trap vernield, alvorens in het vuilnis gedumpt te worden. Want iemand zou het eens gratis kunnen meenemen...
Ik denk eigenlijk dat dat nou de reden was dat ik toch viel voor die HitBit. De
aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat het beestje binnen een kwartier
aan puin getrapt zou worden. Ik ben een sukkel, ik geef het toe. Maar dieren en
computers zijn me lief.
Dus, voor vijf guldentjes werd ik de eigenaar van een HitBitje. Met de boekies
erbij. Er kwamen zelfs nog een tv- en cassettekabel onder uit een doos en één
of twee spelcassettes. En met een MSX’je onder de arm verliet ik de sporthal, op
weg naar huis.
Die HitBit staat nu gewoon na even poetsen in mijn steeds groeiende verzameling
technologisch afval. Die staat daar goed, voor het geval dat ik het apparaat
ooit eens nodig heb. Vooralsnog zal ik zijn rust niet verstoren: het staat vol
met MSX’jes in mijn opslag en er is er maar eentje gebruiksklaar. Maar al
wandelend liep ik me toch weer eens te meer te beseffen dat we in een rare
wereld leven. Die mevrouw had er geen idee van wat ze eigenlijk te verkopen had.
Waarschijnlijk kwam het apparaat uit een boedelverkoop, waar veel van dit soort
rommelbeurshandelaren hun negotie bij elkaar scharrelen.
Alleen, ik besefte me wel dat ik zojuist voor vijf piek — en ik maak me sterk
dat een rijksdaalder ook genoeg was geweest — een computer had gekocht die amper vijftien jaar eerder bijna vijftienhonderd gulden moest opbrengen. En als ik niet zo gek was geweest om er die vijf guldentjes voor neer te tellen was het ding gewoon afval geworden. Tegenwoordig is de verwijderingsbijdrage voor een elektrische tandenborstel zelfs hoger, geloof ik.
In onze wereld verliezen zaken snel hun waarde. In vijftien jaar is alle
elektronica goedkoper en beter geworden, maar nergens is de ontwikkeling zo
extreem als met computers. Een pc van een paar jaar oud is schroot. De
homecomputertjes van vijftien jaar terug zijn in de ogen van verreweg de meeste
mensen achterhaald kinderspeelgoed. En ergens hebben ze natuurlijk nog gelijk
ook.
Misschien is dat wel de reden, dat ik MSX nog altijd zo leuk vind. En zo’n onbehoorlijke lol kan hebben als ik me besef dat er nog altijd mensen zijn die er veel plezier aan beleven. Zoals wij.
|